Dertig tegenstemmen en elf onthoudingen voor een resolutie die in essentie niets meer vraagt dan het respect voor de wet door de openbare besturen in de Belgische hoofdstad. Veel treffender kan de haast kafkaïaanse situatie waarin dit land almaar verder wegzakt wellicht niet geïllustreerd worden. Vanden Borre mag dan nog een relatieve nieuwkomer in de politiek zijn, hij kijkt er al lang niet meer van op.
De taalrapporten van de Brusselse vicegouverneur leggen al jarenlang de vinger op de wonde: Brusselse openbare besturen doen almaar minder moeite om de taalwetgeving te respecteren wanneer ze nieuwe medewerkers moeten aanwerven. Waarom heeft u deze motie nu ingediend in de Brusselse gemeenteraad?
Mathias Vanden Borre: ‘Ik beschouw het als onze plicht om dat taalrapport hoger op de agenda te plaatsen op de verschillende politieke niveaus waarop we actief zijn. Dat lukt ook aardig: het is onlangs uitvoerig besproken in de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Maar ook daar werd de resolutie die wij hadden ingediend vervolgens verworpen. Tegelijk hebben we nu ook in de verschillende Brusselse gemeenteraden eenzelfde motie ingediend, met het gekende resultaat. Terwijl we inderdaad niets meer vragen dan het respecteren van de taalwetgeving door gemeenten en OCMW’s.’
In totaal schorste de Vice-Gouverneur in 2020 zomaar eventjes 1.867 aanwervingen en benoemingen bij de Brusselse gemeentes en OCMW’s, omdat deze in overtreding waren met de taalwetgeving. Hoe kunnen de meerderheidspartijen in Brussel zo’n beleid nog blijven verdedigen?
‘Dat is een terechte vraag, maar die cijfers illustreren vooral ook hoe diep de kloof is tussen het officiële discours dat de Franstalige politici in de hoofdstad hanteren tegenover de Nederlandstaligen enerzijds en de aanpak op het terrein anderzijds. Burgemeester Close (PS) stelt zich effectief een stuk welwillender op tegenover de Nederlandstaligen – zeker in vergelijking met zijn voorganger Yvan Mayeur (PS), die echt een Vlamingenhater was – maar de taalwetgeving toepassen, blijkt dan toch een stap te ver.’
‘In zijn antwoord op onze motie draait hij wat rondjes om de hete brij heen, en komt hij niet verder dan ‘we zullen ons best doen’. En let wel: stad Brussel is dan nog bij de betere leerlingen van de klas, in vergelijking met het Brusselse OCMW of de gemeentesturen van pakweg beide Woluwes, waar het nog een pak erger is.’
Wordt het probleem effectief ook erger?
Volgens het bewuste taalrapport voldeed amper 15,4 procent van de contractuele aanwervingen in het Brussels gewest aan de bestuurstaalwet
‘Toch wel. Volgens het bewuste taalrapport voldeed amper 15,4 procent van de contractuele aanwervingen in het Brussels gewest aan de bestuurstaalwet. Zomaar eventjes 63 procent van die aanwervingen werd daarentegen geschorst, en 21 procent werd enkel getolereerd omwille van de beperkte looptijd van het contract. De OCMW’s scoren zo mogelijk nog slechter, met amper 4,7 procent van de aanwervingen die voldoen aan de taalwetgeving.’
Een stevig meerderheid van alle nieuwe contractuele aanwervingen wordt dus meteen geschorst: wat gebeurt daar dan verder mee?
‘Niets. Als een gemeentebestuur of OCMW weigert om die benoeming opnieuw in te trekken, belandt het dossier bij minister-president Rudi Vervoort (PS) die de beslissingen op zijn beurt kan vernietigen. Dit is evenwel nog nooit gebeurd. Steker nog: het rapport van de vice-gouverneur is nog nooit besproken op de ministerraad.’
Als de wetgeving zo systematisch niet gerespecteerd wordt, is het dan niet aan een rechtbank om zich hierover te buigen?
‘In theorie zou de federale regering de Brusselse regering dan op de vingers kunnen tikken, maar ze heeft geen rechtstreekse controlerende bevoegdheid.’
In de vorige federale regering was uw partijgenoot Jan Jambon minister van Binnenlandse zaken. Waarom liet ook hij betijen?
‘Jambon heeft als minister van Binnenlandse zaken beslist om de taalpremies die vanuit de federale overheid worden toegekend aan de Brusselse gemeenten en OCMW’s niet langer uit te betalen. Net omdat hij vaststelde dat de cijfers over de zogenaamde tweetaligheid van de Brusselse ambtenaren niet overeenstemden met de rapporten van de vicegouveneur en met de signalen vanuit het veld. Onstellend is natuurlijk ook de vaststelling dat de Nederlandstalige ministers in de Brusselse regering het blijkbaar niet nodig vonden om op het bevoegde niveau van de Brusselse regering maatregelen te treffen.’
Doet u met zo’n resolutie dan toch niet vooral aan symboolpolitiek? Deze situatie sleept al vele jaren aan, en in de praktijk zal er ook nu niets veranderen?
‘De Vlaamse partijen die hier vaak al decennia mee in de meerderheid zitten, dragen op dit vlak natuurlijk een loodzware verantwoordelijkheid omdat ze de zaak nooit op de spits wilden drijven. Ook nu weer weigerden alle andere Nederlandstalige raadsleden, zoals Ans persoons (One Brussels/Vooruit) of de raadsleden van Groen, om mijn resolutie mee goed te keuren. Ze motiveren dit vanuit een soort pragmatisme: we zitten hier nu eenmaal in de minderheid en we moeten ons daar bij neerleggen.’
Mochten we die lijn doortrekken, dan zouden er nogal wat minderheden in Vlaanderen moeten aanvaarden dat ze af en toe stevig gediscrimineerd worden?
Nederlandstaligen durven soms geen ambulance meer te bellen uit angst in een Franstalig ziekenhuis te belanden
‘Dat niet alleen: de wijze waarop Franstaligen in Brussel dit aanpakken staat ook volledig haaks op de wijze waarop ze in de rand naar de taalfaciliteiten kijken. Maar helaas trekken de Vlaamse partijen in deze niét aan hetzelfde zeel, waardoor ze de discriminatie van Nederlandstaligen in Brussel bestendigen en van hen de facto tweederangsburgers maken. Vooral in de zorgsector leidt dit tot ronduit schrijndende situaties: Nederlandstaligen durven soms geen ambulance meer te bellen uit angst in een Franstalig ziekenhuis te belanden en daar min of meer aan hun lot te worden overgelaten. Terwijl, laat ons wel wezen, we het in Brussel nog altijd over vele tienduizenden Nederlandstaligen hebben. Ik hoor iemand als Pascal Smet (One Brussels/Vooruit) graag pleiten voor meertaligheid en voor Pools of Turks aan de loketten, maar van de Nederlandstaligen ligt hij blijkbaar iets minder wakker.’
Welke oplossingen stelt u zelf voor?’
‘We blijven het probleem aankaarten, en de Vlaamse gemeenschap investeert meer dan ooit in het Nederlandstalige onderwijs hier. Het klassieke argument vanuit Franstalige hoek is natuurlijk dat ze gewoonweg geen kandidaten vinden die voldoende Nederlands spreken. Ik durf dit te betwijfelen. Het Nederlandstalige onderwijs in de hoofdstad heeft de voorbije jaren een stevige boost gekregen, en het kan dus niet anders dan dat er ook veel meer mensen zijn die behoorlijk Nederlands spreken.’
De tweetaligheid van dienst waar Franstaligen dan graag mee schermen, is geen oplossing?
‘Nee. De Brusselse brandweer- waar dat systeem nu al wordt gehanteerd – is daar de perfecte illustratie van. Op het terrein blijkt dit immers niet te werken, wat bijvoorbeeld bij het uitsturen van ambulances vaak tot zeer pijnlijke situaties leidt. Als maar dertig procent van je werknemers Nederlandstalig is, is het in praktijk vaak onmogelijk om Nederlandstalige brandweerlui of ambulanciers uit te sturen als dat nodig is, tenzij die dan ook veel meer uren moeten kloppen. Dit is dus een schijnoplossing.’
Geweld tegen politie
Iets anders dan: Brussel haalde deze week opnieuw uitgebreid de media naar aanleiding van geweld tegen de politie in Molenbeek en tegen de brandweer in Neder-over- Heembeek. Uzelf bent helaas ook een ervaringsdeskundige op dit vlak, nadat u in april op straat werd aangevallen door een aantal jongeren. U bracht onlangs ook uit dat het aantal gevallen van geweld tegen de politie in de politiezone Polbru op vier jaar tijd verviervoudigd is. Waarom treedt de Brusselse politiek zo weinig doortastend op tegen dit soort geweld?
‘Het is een probleem dat de Brusselse politiek over het algemeen liever doodzwijgt, of erger nog: in politiek debatten wordt de verantwoordelijkheid vaak in de schoenen van de politie geschoven. Nu zal die politie zelf ook wel af en toe in de fout gaan, maar ook ik bekijk die lakse houding met stijgende verbazing.’
De gemakkelijkste verklaring luidt dan vaak: het is eenvoudigweg een kwestie van plat electoraal opportunisme. Ervaart u dit ook zo?
‘(Denkt lang na). Ik denk dat het verder gaat dan dat. Deze aanpak maakt echt al decennia deel uit van het politieke denken hier, en dus schuiven politici problemen systematisch onder de mat. Het is echt een structureel falen.’
Minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V) kondigde maanden geleden al een nultolerantie aan als het op geweld tegen de ordediensten aankomt. Verandert dit stilaan iets op het terrein?
Er heerst in bepaalde buurten een soort van straatmentaliteit
‘Nee, absoluut niet. Ik kan je tientallen recente voorbeelden citeren die het gevoel van straffeloosheid enkel maar lijken te versterken. Er heerst in bepaalde buurten een soort van straatmentaliteit: ‘Dit is onze buurt en buitenstaanders of politie hebben hier niets te zoeken.’
Ook Thierry Belin, national secretaris van de politevakbond NSPV, bond deze week de kat nog eens de bel aan: er zouden in Brussel no go -zones zijn waar de politie gevraagd wordt niet meer tussenbeide te komen: is dit onderwerp al aan bod gekomen in de Brusselse gemeenteraad of in het Brusselse parlement?
‘Als je daar de woorden jongerenbendes of no go-zones laat vallen, dan wordt dit meteen weggerelativeerd. ‘Waar heb je het over, het is toch allemaal zo erg niet?’ Terwijl er Brusselse korpscheffen zijn die zelf over tientallen jongeren spreken die binnen hun zone als lid van zo’n jongerenbende gesignaleerd staan. Het punt is natuurlijk dat een linkse politieke meerderheid hier al vele jaren de dienst uitmaakt, en dit weerspiegelt zich ook in het beleid: criminele jongeren zijn het slachtoffer van de maatschappij, zijn kansarm of krijgen regelmatig af te rekenen met een te agressief politie-optreden. Nu ben ik de eerste om te benadrukken dat de politie binnen het wettelijk kader moet blijven, maar laat ons eerlijk zijn: een aantal jongeren zijn net door die lakse aanpak echt wel totaal van het padje geraakt.’
Je kan je natuurlijk ook vragen stellen bij de rol van het parket in deze: waarom treden zij niet strenger en kordater op?
‘Het beleid en de mentaliteit hier zijn deels ook gegroeid door de aanpak van het parket, ongetwijfeld. Toen ik vijf maanden geleden zelf werd aangevallen door een aantal jongeren, kreeg ik al vrij snel na de feiten van de politie te horen dat hun onderzoek afgerond was. Men had twee daders kunnen identificeren en die werden doorverwezen naar het parket. Intussen heb ik van dat – Franstalige – parket zelf niets meer gehoord. Ik heb enkel van een journalist vernomen dat één van de daders intussen in een jeugdinstelling zou zijn geplaatst. Maar of en wanneer het dossier ooit voor de rechter komt? Geen flauw idee.’
U bent zelf niet van Brussel afkomstig, maar woont hier intussen wel al flink wat jaren: raakt u nooit ontmoedigd door die schijnbare politieke onmacht in een aantal maatschappelijk niet bepaald onbelangrijke domeinen?
‘Kijk, ik beschuldig niemand hier van slechte wil. We mogen ook niet blind blijven voor de institutioneel bijzonder complexe situatie in deze stad, waardoor echt efficiënt beleid voeren soms haast onmogelijk is. Maar tegelijk moeten we erkennen dat een jarenlang malgoverno absoluut mee aan de basis ligt van heel wat problemen in Brussel. En het klopt ook dat men vanuit de hoofdstad soms met een zeker misprijzen naar de wat strengere en meer principiële aanpak in Vlaanderen kijkt. Heel wat Franstalige politici zien de ernst van het probleem nog altijd niet in. Als het dan af en toe eens écht uit de hand loopt, schieten ze soms wel even wakker, maar maar ze houden elkaar in een wurggreep waardoor er niets verandert. De wil om echt naar structurele oplossingen te zoeken ontbreekt.’