Eind maart werd in de Brusselse gemeenteraad een subsidiëringsovereenkomst goedgekeurd tussen het stadsbestuur en de stadsvzw Rock The City. Die vzw heeft als opdracht de professionele integratie van jonge, ongeschoolde werklozen te bevorderen door ze in te schakelen in de evenementenopbouw. De grootste klanten van de vzw zijn andere Brusselse stadsvzw’s zoals Brussels Major Events en Brussels Expo.
Dat lijkt allemaal onschuldig, ware het niet dat de vzw geleid wordt door Patrick Lalieux, broer van Karine Lalieux, Brussels gemeenteraadslid en federaal minister voor Pensioenen. “Het feit dat de vzw geleid wordt door haar broer is geen probleem op zich. Het kan zijn dat die man toevallig over de juiste competenties beschikt en na een – hopelijk – objectieve selectie aangesteld werd als gedelegeerd bestuurd van de vzw. Waar ik wel een probleem met heb, is dat mevrouw Lalieux aanwezig was tijdens de beraadslaging en stemming van de subsidiëringsovereenkomst in de gemeenteraad.”
Die aanwezigheid is immers een overtreding van de Nieuwe Gemeentewet, die stelt dat het verboden is voor elk gemeenteraadslid of het college aanwezig te zijn bij een beraadslaging of een stemming over zaken waarbij zijn of haar bloed- of aanverwanten tot en met de 4de graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. “Het Brussels Gewest heeft dat verbod nog eens verduidelijkt in het vademecum voor gemeenteraadsleden: niet enkel mag de betrokkene niet deelnemen aan de beraadslaging of de stemming, maar zijn of haar aanwezigheid wordt absoluut niet geduld. De loutere aanwezigheid maakt de beslissing zelfs vatbaar voor vernietiging*”, verduidelijkt Vanden Borre.
Aangezien Karine Lalieux aanwezig was tijdens de beraadslaging en stemming van de subsidiëringsovereenkomst, besloot Vanden Borre daarom een klacht in te dienen bij de toezichthoudende overheid, het Brussels Gewest. “Maar volgens minister Clerfayt, bevoegd voor de lokale besturen, is er geen probleem aangezien de subsidiëringsovereenkomst tussen de stad Brussel en vzw Rock The City geen rechtstreekse impact heeft op de bezoldiging van de gedelegeerde bestuurder. De minister hanteert hier een interpretatie die volgens mij niet strookt met het vademecum en courante rechtspraak van de Raad van State”, merkt Vanden Borre op.
“De Brusselse Regering faalt in haar opdracht als toezichthouder van de lokale besturen. Van partijen als Défi en Groen, die hameren op politieke vernieuwing, had ik een andere beslissing verwacht. Ik zal de minister dan ook interpelleren over zijn beslissing. En van mevrouw Lalieux verwacht ik dat ze in toekomst handelt naar haar woorden uit het verleden, namelijk dat ze bij elk agendapunt over de stadsvzw van haar broer, de vergadering verlaat**”, besluit Vanden Borre.
*Het Vademecum van de plaatselijke verkozenen, opgemaakt door het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Brulocalis, licht art. 92, 1° van de Nieuwe Gemeentewet toe:
“De wet verbiedt niet enkel dat de betrokkene niet deelneemt aan de beraadslaging of de stemming, tevens wordt zijn aanwezigheid niet geduld. De verbodsbepaling is absoluut. De loutere aanwezigheid vereist om de beslissing vatbaar te maken voor vernietiging.”
“Onder het begrip ‘persoonlijk en rechtstreeks’ belang moet worden verstaan alle belangen waarvan het gemeenteraadslid niet met redelijke zekerheid kan worden geacht voldoende afstand te kunnen nemen om de belangen van zijn gemeentebestuur voorrang te verlenen boven zijn persoonlijke belangen.”
“Het ‘persoonlijk en rechtstreeks’ dat een gemeenteraadslid alsook de burgemeester verbiedt aanwezig te zijn bij de behandeling van sommige aangelegenheden in de gemeenteraad, kan hetzij een materieel belang zijn, hetzij een moreel belang.”
**bij een vorige klacht over haar band met Rock the City zei Lalieux: “Je ne suis pas dans le conseil d’administration, je ne le préside pas, aucun membre de mon cabinet ne s’y trouve et quand il y a un point au collège concernant cette ASBL, je sors.”